Obama kan hier te lande niet stuk. Dat de beste man tegen het homohuwelijk is, oorlog voert in Afghanistan en voor de doodstraf weet de grachtengordel kennelijk niet. Zelden was er een elite die zo slecht geinformeerd is.
Wat deze elite al helemaal niet weet dat Obama een grote fan is van de conservatieve protestantse denker Reindhold Niebuhr. Ten onzent geldt dit bijvoorbeeld ook voor de NRC columnist J.L. Heldring. Hij schreef in een van zijn columns het volgende:
“Zelf ben ik in kennis met Niebuhr gekomen door zijn boek Moral man and immoral society (1932), dat ik al in mijn jonge jaren las zonder overigens de diepe betekenis ervan op dat ogenblik nog volledig te doorgronden. Later pas, na enkele decennia als spectateur engagé (Raymond Aron) het verkeer tussen naties te hebben gevolgd, viel het muntje in het slot.
Een van de stellingen die Niebuhr in dit boek verdedigt, is dat de individuele mens nog wel door morele motieven kan worden gedreven, maar zo niet de samenleving waartoe hij behoort. Vandaar: moral man and immoral (ik zou liever zeggen amoral) society. Ik citeer de desbetreffende passage uit dit boek:
„Mensen kunnen als enkeling nog wel moreel zijn, in die zin dat zij, bij het bepalen van hun gedrag, in staat zijn rekening te houden met andere belangen dan de hunne; ja, bij gelegenheid aan belangen van anderen de voorrang te geven boven de eigen voordelen.
„Zij zijn van nature begiftigd met een zekere mate van sympathie en begrip voor hun soortgenoten. Hun vermogen tot redelijk denken moedigt hen aan tot een gevoel van rechtvaardigheid, dat door een intellectuele discipline verfijnd kan worden en gezuiverd van egoïstische trekken, totdat zij in staat zijn zich met een zekere mate van objectiviteit een maatschappelijke situatie voor te stellen waarin hun eigen belangen betrokken zijn.
„Maar al die resultaten zijn moeilijker, zo niet onmogelijk, te bereiken voor samenlevingen en sociale groepen. In iedere groep is er minder reden om impulsen te beheersen en te remmen, minder vermogen tot zelfoverstijging, minder bekwaamheid tot het begrijpen van anderen en daardoor meer ongebreideld egoïsme dan individuen, die samen de groep vormen, tonen in hun betrekkingen tot elkaar.”
De vraag rijst nu: hoe komt dit? Ik geloof niet dat Niebuhr haar beantwoordt. Daarom doe ik een poging en kom ik met een eigen stelling: dat komt doordat, mét het ontstaan van de groep (voetbalclub, vereniging, ten slotte: staat), het altruïsme waarmee het individu zich aan (het ontstaan en voortbestaan van ) de groep heeft gegeven en geeft, is verbruikt, is opgeraakt. Vandaar dat de groep zelf niet meer tot wezenlijk altruïsme (of zelfoverstijging, zoals Niebuhr het noemt) in staat is.” U kunt de hele column van Heldring lezen op de site van NRC-Handelsblad:
Niebuhr gelooft dus dat mensen moreel kunnen zijn maar organisaties niet. Groepsegoisme valt niet uit te bannen. Precies om die reden is een evenwicht tussen organisaties niet voldoende. De conclusie die Niebuhr trekt is dat mensen altijd doordrongen moeten zijn van het kwade en daar tegen moeten blijven vechten.
Niebuhr richtte zich tegen de Social Gospelbeweging die vooral het leven van mensen sociaal wilde verbetern en daarvoor een beroep deed op het geweten van de mens. Niebuhr vond die opvatting te veel was losgezongen van het kwade in de mens. Hij verzette zich ook tegen de tendentie in orthodoxe kring om zich alleen maar te richten op het innerlijk geloofsleven en voorbij te gaan aan sociale problemen. Tegenover beide opvattingen stelde hij in Moral Man and Immoral Society (1932; De morele mens en de immorele maatschappij) een marxistisch geïnspireerde visie. Hij pleitte ervoor om iedere groep in de samenleving voldoende macht te geven om zich tegen aanvallen van andere groepen te kunnen verdedigen. Niebuhr nam met dit standpunt definitief afscheid van zijn eerdere pacifisme.
Later ontwikkelde Niebuhr ideeën, die hij samenvatte met de term Christian Realism (Christelijk realisme). Hierin combineerde hij gedachten van Augustinus, die ook benadrukt werden in de Reformatie, met zijn nieuwe politieke inzichten. Egoïsme en hoogmoed waren niet alleen geworteld in maatschappelijke structuren, maar maakten deel uit van het wezen van de mens. Voor het bereiken van een rechtvaardige samenleving was het dus niet voldoende om een machtsevenwicht tussen de verschillende groepen in de maatschappij te creëren. Niebuhr meende dat wanneer met de zondige aard van de mens rekening werd gehouden het mogelijk was om te werken aan een betere wereld. De mensen dienden wel te beseffen dat er geen definitieve oplossingen waren. Hij noemde zijn standpunt “realistisch” om afstand te nemen van het Social Gospel dat meende dat het Koninkrijk Gods op aarde gerealiseerd kon worden. Niebuhr werkte het christelijk realisme het meest volledig uit in twee delen The Nature and Destiny of Man (1941 en 1943; Wezen en bestemming van de mens), een bewerking van de Gifford-lezingen die hij in 1939 in Edinburgh had gehouden. Het werk wordt wel als zijn magnum opus beschouwd.
De historicus Arthur Schlesinger heeft beschreven hoe de intellectuele nalatenschap van Niebuhr wordt betwist door progressieven en conservatieven. Zowel John McCain – presidentskandidaat in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2008 – als Barack Obama – de in 2008 verkozen Amerikaanse president – citeren Niebuhr als iemand die invloed heeft gehad op hun denken. McCain deed dit in zijn boek Hard Call. Obama noemde Niebuhr zijn “favoriete filosoof”.
Over hoe Niebuhr Obama heeft beinvloed morgen meer.