De Europese Verwarring, Trouw 17 mei 2014

Soms zijn verkiezingen een feest van de democratie. Politici trakteren ons op prachtige vergezichten waardoor kiezers een keuze kunnen maken. Tijdens de Europese verkiezingscampagne zijn onze politici echter niet in staat geweest om orde te scheppen in de Europese chaos – laat staan vergezichten te schilderen.

Tijdens de debatten voeren non-kwesties als het verhuiscircus naar Straatsburg en Europese salarissen de boventoon. De vrees voor een lage opkomst is terecht: de kiezer voelt wel op zijn klompen aan dat grotere zaken op het spel staan, zoals de duurzaamheid van de euro en de mogelijke omvorming van de Europese Commissie tot ‘Europese regering’ – zaken die in de campagnes nauwelijks aan bod komen.

De kiezers zien daarom niet wat het Europese Parlement eigenlijk met de grote Europese vragen te maken heeft. Onbegrip, verwarring en onbehagen strijden om voorrang. Waar gaan de EP-verkiezingen in hemelsnaam over? Wat zijn nu precies de Nederlandse belangen? Wat zijn de keuzes die nu voorliggen?

Zo is het niet duidelijk of deze verkiezingen nu wel of niet gaan over de aanstelling van Spitzenkandidaten, oftewel of de lijsttrekkers van de Europese fracties straks voorzitter worden van de Europese Commissie (iedereen heeft het in dat verband over de keuze van de ‘Commissiepresident’, die formeel toch gewoon een voorzitter is – in het Nederlands althans, de Duitsers spreken wel van Präsident). Het Europarlement meent echter dat door deze verkiezingen de volgende Commissie moet worden beschouwd als ‘regering’ van de EU. Journalisten schrijven intussen over een ondefinieerbare ‘politieke unie’. Bijna elke uitlating in deze verkiezingsstrijd roept meer vragen op dan dat het antwoorden geeft.

Nederlandse politici nemen klakkeloos de wartaal van Commissie-president Barroso over die spreekt over de ‘onafhankelijke’ Commissie, onder het ‘politieke toezicht van het Europees Parlement’. Alsof de Commissie tegelijk een soort regering én onafhankelijk kan zijn! Als politici in een adem termen als het ‘versterken’ van de ‘onafhankelijke’ Commissie en het ‘toezicht’ bezigen, dragen ze bij aan de begripsverwarring. Die wringt des te meer omdat er wel degelijk een Europees steekspel plaatsvindt over de vraag wie de Commissie controleert: het EP of de lidstaten in de Raad?

Ook een begrip als ‘no bail-out’, het niet-redden van failliete landen en banken, wordt door de Europese Centrale Bank eindeloos opgerekt. De kranten staan vol van acties van de ECB die op gespannen voet staan met het beperkte mandaat van een onafhankelijke centrale bank.

Hiermee lijkt het Europa-debat veel op de Brusselse bouwputten van de nieuwe Europese gebouwen in Brussel. Symbolisch voor de verwarring is dat het nieuwe onderkomen van de opvolger van Raadspresident Herman Van Rompuy van buiten vierkant oogt terwijl binnen de eivorm regeert. Wat voor Europa verrijst hier?

Er lopen op dit moment drie verhalen over Europa door elkaar of, om in de beeldspraak te blijven: er worden drie totaal verschillende schilderijen opgehangen. Eurosceptici kiezen voor een schuldig landschap, politici een surrealistisch werk en de voorkeur van Brussel gaat uit naar een vredig stadsgezicht.
Eurosceptici schetsen een beeld dat lijkt op de doeken met ‘schuldig landschap’ van Armando. Zoals Armando landschappen schildert die, nieuwe bomen en struiken ten spijt, getuigen van massaslachtingen, zetten Eurosceptici de schijnwerpers op bloedstollende gebeurtenissen tijdens de eurocrisis, om die nooit te vergeten, want de ellende kan zich zo weer herhalen.
De verhalen die veel politici vertellen zijn zo inconsistent en onvoldragen dat ze decodering vereisen. Wat zij schilderen, is een verbale versie van Margritte’s ‘Ceci n’est pas une pipe’. Brusselse bureaucraten willen ons echter doen geloven dat de Europese Unie in rustig vaarwater is gekomen: een rustiek stadsgezicht gegroepeerd rond de zonnige toren van de kerk van de heilige Herman Van Rompuy.

Dit ‘vredige’ stadsgezicht kent een lange voorgeschiedenis. In 2001 vergaderden de regeringsleiders van de EU in het Belgische Laken over de noodzaak om de oostwaartse uitbreiding, met bijna een verdubbeling van het aantal lidstaten, in goede banen te leiden. Hoe moest de euro in 2002 worden ingevoerd, terwijl de concurrentiekracht van de lidstaten sterk uiteenliep? De EU moest democratischer, transparanter en efficiënter worden om de afkalving van het draagvlak bij de Europese bevolking tegen te gaan. In rap tempo werd gewerkt aan een Europese grondwet, inclusief Europese vlag. Het Europarlement kreeg zeggenschap op tal van terreinen en er kwam een soort Europese president (later: Van Rompuy) en zelfs een soort Europese minister voor buitenlandse zaken (later: Lady Ashton). Al deze hervormingen moesten het Europese doolhof transformeren tot een fraai stadsgezichtje met heldere straatjes en schone stoepjes waar burgers zich veilig en welvarend zouden voelen.

Maar onwillige burgers, ook in Nederland, spraken zich uit tegen de ‘grondwet’. De snippers werden uit de prullenbak gevist en gelijmd in de vorm van het huidige Verdrag van Lissabon (2009). Dit verdrag kwam net op tijd in werking om een diepe economische crisis op te vangen. Ieders adem stokte, maar de bewoners van het Europese stadje creëerden nieuwe bouwwerken voor bankentoezicht, voor de huisvesting van de nieuwe President en voor de onafhankelijke Commissaris van begrotingszaken die erop toeziet dat iedereen zijn huishoudboekje op orde houdt.

De notabelen, zoals Commissievoorzitter Barroso, wijzen op het schilderij en zeggen: kijk hoe de zon weer over het stadje schijnt. De economie groeit weer een beetje. De EU is versterkt uit het zware weer gekomen. Het maakt niet zoveel uit wat de inwoners stemmen want de EP-verkiezingen. Meer eurosceptici in het Europarlement zullen het zegenrijke werk van de Europese Raad en Commissie niet kunnen dwarsbomen. Tot zover hun officiële verhaal.

De eurosceptici schetsen een schuldig landschap. De eurocrisis heeft de vele kerken (genoemd naar de heiligen Barroso, Van Rompuy, Merkel en Draghi) zwaar gehavend. De Griekse, Spaanse, en Portugese wijken zijn platgewalst en iedereen kan zien dat de fundamenten onder de Italiaanse en Franse wijken eroderen. Tussen de steigers van bouwfirma’s met onbegrijpelijke Europese acroniemen als ESM, SSM, SRM, OMT en TSCG vraagt de burger zich af of hun stadje ooit in zijn vroegere glorie zal worden hersteld. En wie draait er eigenlijk op voor de kosten van de geleden schade? Zijn de toekomstbeelden die de regeringsleiders schetsen wel realistisch?

‘Lissabon’, het Verdrag der Verdragen, bleek helaas geen antwoord te bieden op de architectonische fouten in de organisatie van de muntunie. Ondanks het officiële einde van de crisis vrezen velen dat het ergste nog moet komen. Er is bijvoorbeeld een ‘bankenunie’ maar iedereen twijfelt of het nieuwe, kleine, bankenfonds veel zal uithalen. Menigeen vreest ook dat de draconische bezuinigingen in het Zuiden het politieke draagvlak onder de euro zullen ondermijnen. En voor een ‘transferunie’ is het enthousiasme beperkt: Noord en Zuid staan tegenover elkaar als het gaat om bezuinigingen, schuldenafschrijvingen, eurobonds, en de politisering van Commissie en ECB, en de verdeling van de macht tussen lidstaten en EP.

Europese beleidsmakers hebben na ‘Lissabon’ koortsachtig gewerkt om rust te brengen. Er zijn noodfondsen gekomen en overheden hebben elkaar beloofd zich goed te gedragen. ‘Europa’ refereert nu aan landen in de euro, aan landen die de munt willen hebben, en aan landen die niet in de euro willen. ECB-president Draghi geeft de zekerheid dat hij alles zal doen om de euro – en dus de eurolanden en de eurobanken – te redden.

Niemand weet meer wat de EU en de euro nu werkelijk zijn. Begrippen zijn gaan schuiven, Europese instellingen zijn niet meer wat ze waren. Het lijkt wel een surrealistisch schilderij. Niets is meer wat het lijkt – ‘Ceci n’est pas une pipe’, u ziet niet wat u ziet, u hoort niet wat u hoort. Iedereen wil de Europese Commissie versterken en doet een beroep op ‘de communautaire methode’, maar als je goed luistert dan bedoelt iedereen wat anders.

Dat Barroso de Commissie als een sterke onafhankelijke Commissie wil onder het politieke toezicht van het Europarlement, is doelbewuste wartaal. De rekenmeesters van ons Centraal Planbureau kunnen immers ook niet onafhankelijk zijn én hun analyses bijstellen onder invloed van de Kamer. Toch ambieert de Commissie zowel een onafhankelijke rol als de positie van een Europese regering. Tegenover het Europarlement kan de Commissie dan immers haar onafhankelijkheid opeisen, en tegenover de lidstaten in de Raad kan zij zich verschuilen achter het Europarlement.

Regeringsambities op basis van ‘onafhankelijkheid’ roepen om problemen. Minister Frans Timmermans vreest dat de politieke controle door de lidstaten op de Commissie vermindert als Europarlement en Commissie daadwerkelijk ‘regering’ gaan spelen. In de Financial Times van afgelopen november betoogde hij dat de Commissie versterkt en onafhankelijk moet zijn – onder andere door werkafspraken te maken met de lidstaten. Wat we zien is Europees getouwtrek over termen als ‘onafhankelijkheid’ en ‘sterkere Commissie’, terwijl achter dezelfde woorden wezenlijk andere visies schuilen op democratie en op de positie van de Europese instellingen.

Met het begrip ‘onafhankelijkheid’ wordt op grote schaal gegoocheld. De huidige begrotingscommissaris, Olli Rehn, heet ‘onafhankelijk’ te zijn. Toch is hij lid van het College van Commissarissen, voert zijn staf dagelijks overleg met de andere Europese ambtenaren en heeft hij ook nog taken waarvoor hij niet onafhankelijk is. In het EP woeden discussies over het democratisch tekort van de onafhankelijke Commissaris – alsof de legitimiteit niet voortvloeit uit zijn onafhankelijkheid.

Ook ECB-president Mario Draghi heet onafhankelijk te zijn. Hij mag geen landen of banken redden (een ‘bail out’ bieden) en moet vooral de inflatie bestrijden. Maar in de praktijk redt de ECB zwakke banken (en doet daarmee aan bail-out van landen) en wil Draghi de werkgelegenheid aanjagen – zeer tegen de zin van de Duitsers, die vinden dat werk uit de productieve sfeer moet komen en niet uit monetaire financiering. Volgens de een is de ECB nog veel te onafhankelijk, volgens de ander is de ECB al heel politiek bezig en treedt ze ver buiten haar boekje door maatregelen te treffen die vaak als ‘tijdelijk’ worden gepresenteerd. Achter de schermen woedt de discussie of een monetaire unie wel kan bestaan zonder een actieve centrale bank die, net als in Groot-Brittannië of de Verenigde Staten, de economie aanjaagt als de vraag terugvalt.

Het groeiende politieke belang van de begrotingscommissaris en de ECB hebben de aandacht van het Europarlement getrokken. Als de ECB de rente laag houdt om slechte banken te helpen, betekent dat in feite dat ze pensioenfondsen in noordelijke landen benadeelt. In de EU worden dus wel degelijk politieke besluiten genomen die leiden tot overdrachten naar het Zuiden terwijl het Europarlement er geen grip op heeft. Dus zoekt het parlement naar nieuwe wegen om de democratische legitimiteit van de ‘onafhankelijke’ Draghi en Rehn te ‘versterken’.

Het Europarlement vraagt meer medezeggenschap en extra EU-budgetten. Als tegenreactie bepleiten sommige politieke partijen versterkte betrokkenheid van nationale parlementen bijvoorbeeld in de vorm van rode kaarten of dubbelmandaten. Het is echter de vraag of nationale parlementen de EU wel kunnen controleren. Parlementen kijken namelijk bij uitstek naar nationale thema’s. Slogans vliegen door de lucht. ‘Onafhankelijk’, ‘versterkte Commissie’, ‘no-bail out’, ‘tijdelijk’, ‘versterkte rol van nationale parlement’, Spitzenkandidaten en politieke unie: Ceci n’est pas une pipe. Niemand weet eigenlijk nog wat precies gezegd wordt, en of voorstellen eigenlijk wel kunnen werken in de praktijk.

Een kernbegrip in de Europese integratiegeschiedenis is ‘de communautaire methode’. Die schrijft voor dat de onafhankelijke Commissie voorstellen doet, op basis waarvan de lidstaatministers in de Raad samen met het Europarlement besluiten nemen. Nederland heeft altijd zwaar gehecht aan de communautaire methode, omdat hiermee het begin van beleidsvoorstellen ligt bij een inschatting van het Europese belang door de Europese Commissie, in plaats van bij de belangen van de grote lidstaten.
Iedereen wil tegenwoordig de communautaire methode ‘versterken’, maar intussen zijn Commissie en Europarlement niet meer dezelfde als vroeger en wordt de Commissie misschien minder een technocratisch lichaam en meer een Europese regering. Een Europese regering impliceert dat de EU zich in de richting van een staat evolueert. In dat geval is de Europese regering afhankelijk van parlementaire meerderheden waarin de belangen van de kleine lidstaten gemakkelijk kunnen worden overstemd. De founding fathers en zeker ook ons land kozen daarom voor een hybride vorm met een onafhankelijke Europese Commissie die ook de belangen van de kleine lidstaten zou waarborgen. Indien de communautaire methode, gestoeld op de onafhankelijkheid van de Commissie, niet meer is wat het was, dan is het klassieke ankerpunt van het Nederlandse EU-beleid losgeslagen, hoe vaak ook over ‘versterken’ wordt gesproken.

De verkiezingsstrijd is deze weken over van alles gegaan, behalve over de wezenlijke strategische vragen, variërend van de Europese concurrentiekracht, milieubeleid, het welslagen van de euro en, niet te vergeten, de Russische dreiging. Daar had het debat over moeten gaan. De conclusie kan geen andere zijn dan dat onze politici de Europese verwarring alleen maar hebben vergroot.
Het gevolg is dat veel bezoekers van het Europese museum zich het meest aangesproken voelt door het Schuldige Landschap. Geen wonder dat bijna niemand meer beseft dat in het verleden de Europese samenwerking, ondanks al zijn tekortkomingen, wel degelijk mede heeft bijgedragen aan de langste periode van vrede die het Continent ooit heeft gekend.

Adriaan Schout is hoofd EU-studies Clingendael, Arend Jan Boekestijn is verbonden aan de Universiteit Utrecht

Leave a Reply