(27 februari 2020, website NPO Radio 1)
Volgens Thierry Baudet zijn natiestaten, in tegenstelling tot wat historici ons leren, intrinsiek vreedzaam. Zij hebben volgens hem immers genoeg aan zichzelf en geen enkele behoefte om andere staten aan te vallen. Hitler was volgens Baudet dan ook geen nationalist maar een post-nationale fascist. Post-nationale ideologieën zijn volgens hem in tegenstelling tot nationalisme wel intrinsiek agressief. Vandaar ook zijn afkeer van Europese federalisten. In 2012 verdedigde Baudet dit soort baarlijke nonsens in zijn proefschrift bij de afdeling Rechtsfilosofie te Leiden.
Hoe is het mogelijk dat rechtsfilosofen dit soort feitenvrije kletspraat belonen met een doctorstitel? Rechtsfilosofen bezinnen zich op de grondslagen van het recht. Zij filosoferen bijvoorbeeld over de vraag wat rechtvaardigheid nu eigenlijk is. Rechtsfilosofen schuwen dus geen normatieve uitspraken. Dat is allemaal prima zolang feiten en normen gescheiden worden. Helaas voldoet niet elke rechtsfilosoof aan deze voorwaarde.
Het gevolg van het normatieve uitgangspunt van rechtsfilosofen kan zijn dat empirische waarnemingen soms worden gekleurd of zelfs veronachtzaamd. Baudet gaat daar heel ver in. Hij hing zijn postdoc bij Paul Scheffer aan de wilgen omdat hij alleen geïnteresseerd is in theorie en geen boodschap heeft aan empirie. Hij ergerde zich ook aan de sociologische eis om feiten en normen te scheiden (NRC 24 mei 2014).
Een dergelijke lichtzinnige houding t.a.v. feiten is niet zonder gevaren. De Katholieke Kerk bleef door die houding bijvoorbeeld eeuwenlang het Ptolemeïsche wereldbeeld verdedigen dat de zon om de aarde draaide. De Kerk had eenvoudigweg geen boodschap aan waarnemingen die daarmee strijdig waren. Toen Galileo Galilei op basis van zijn eigen waarnemingen van de schijngestalten van Venus tot de conclusie kwam dat de aarde om de zon draaide kreeg de arme man van de Kerk levenslang huisarrest.
Baudet’s onjuiste opvattingen over nationalisme doen sterk denken aan de halsstarrige geocentrische opvatting van de Kerk. Wat historici ook schrijven over de duistere kant van het nationalisme Baudet heeft er geen boodschap aan. Hij blijft zijn geloof in het uiterst vreedzame karakter van het nationalisme uitventen. Zijn collega-Kamerleden moeten keer op keer weer zijn opvattingen uit zijn proefschrift aanhoren dat nationalisme juist een zegen is en federalisme de hel. Hij schrikt er zelfs niet voor terug om de vorming van de EU gelijk te stellen met pogingen van Napoleon tot Hitler om Europese landen onder centraal gezag te brengen. Het feit dat lidmaatschap van de EU het gevolg is van een vrijwillige keuze doet er allemaal niet meer toe. Baudet stelt zelfs dat immigranten door Brussel bewust naar Europa gehaald worden om de nationale identiteit te verzwakken. Zo wordt de Europese bevolking vanzelf uitgehold zodat het verzet tegen Europese centralisatie kan worden gesmoord.
Zie hier de peilloze intellectuele en sociale ravage die een mens kan aanrichten als men niet gestoord door enige kennis van empirisch onderzoek er maar wat op los filosofeert. Terwijl historici boekenkasten hebben vol geschreven over de nefaste invloed van een overspannen nationalisme op het ontstaan van (wereld)oorlogen blijft Baudet geloven in de vermeende intrinsieke vreedzaamheid. En passant probeert hij het nationalisme te zuiveren van de rassenleer. Dat is immers iets van de fascisten en daar wil Baudet naar eigen zeggen niets mee te maken hebben.
Zijn beleden afkeer van het fascisme sluit echter een flirt op gezette tijden niet uit. Het aantrekkelijke van de constructie van een natiestaat is dat men het eigene in alle toonaarden kan bezingen. Het is ook niet al te moeilijk om de kwetsbaarheid van het eigene voor open grenzen en multiculturalisme te agenderen. Het kan bovendien, o zo handig, afwisselend worden voorgesteld als cultuur, etniciteit en ras. Zo kan men flirten met racisme zonder dat men gelijk de rechter hoeft te vrezen.
Baudets gevaarlijke kletspraat is ontstaan in een wetenschappelijk klimaat waar de feiten er kennelijk niet meer toe deden. De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper bestreed zijn ganse leven denkers die het niet zo nauw met de feiten namen. Hij bestreed in zijn werk ‘De armoede van het historicisme’ het geloof dat ijzeren wetten het verloop van de geschiedenis zouden bepalen. Hij liet zien dat in de naam van dit geloof onmetelijke sociale schade is aangericht door bijvoorbeeld fascisten en marxisten. Hij noemde de gelovers in ijzeren wetten, deterministen die onwelgevallige feiten vakkundig onder het parket veegden.
De rechtsfilosofische school die Baudet aanhangt heeft eveneens geen boodschap aan feiten. In die zin zou men die school eveneens van armoede kunnen betichten net zoals Popper dat deed bij het historicisme. Het is al erg genoeg als deze kletspraat wordt gebezigd op de universiteit. Het wordt echter nog veel erger als het politieke domein ermee wordt besmet. Kletspraat op de universiteit overleven we wel. De gevolgen van kletspraat in de politiek, bijv. een rampzalige Nexit, zijn helaas minder vrijblijvend. Beste kiezer, hoed u zich voor feitenvrij geklets!