De geschiedenis herhaalt zich zelden maar rijmt soms wel. Zo moet ik door de pandemie steeds vaker denken aan de Britse econoom John Maynard Keynes. Deze beroemde Brit waarschuwde na de Eerste Wereldoorlog dat de landen die hoge herstelbetalingen van Duitsland opeisten in hun eigen voet schoten. Indien Duitsland immers aan de bedelstaf werd gebracht zou het niet meer in staat zijn om de producten en diensten van andere Europese landen te kopen waardoor zij ook zouden verarmen. Tijdens onze huidige pandemie speelt een soortgelijk probleem. De pandemie heeft in het Zuiden van de EU immers veel meer schade aangericht dan in het Noorden. Tegelijkertijd heeft het Zuiden door de hogere schulden minder financiële ruimte om de gezondheidscrisis te bestrijden. Indien nu het Noorden het Zuiden niet helpt zal de onderlinge handel slinken waar iedereen slechter van wordt. Gelukkig hebben wij tegenwoordig het EU Corona herstelfonds en Keynes zou het concept gelijk hebben omarmd.
Keynes hield in het interbellum een pleidooi voor het bestrijden van economische crisis met begrotingstekorten. Hij stelde vast dat markten niet altijd in staat zijn om volledige werkgelegenheid te bereiken. Om deze reden pleitte hij voor extra overheidsinvesteringen die de groei zouden aanjagen en vervolgens uiteindelijk via hogere belastinginkomsten zouden worden terugverdiend. Zijn inzichten gingen echter veel dieper en die zijn ook in onze tijd nog steeds relevant.
Voor Keynes ging de economie niet om schaarste. Hij vond dat economen in de eerste plaats moesten nadenken over de klassieke filosofische vraag wat nu eigenlijk het goede leven was. Economie was voor hem geen wetenschap die zich beperkte tot geld, rente en inflatie. Nee, het ging over de wijze waarop mensen denken en leven. Economische wetenschap was voor hem een instrument om mensen bestaanszekerheid te verschaffen. Zo vond hij het belangrijk dat gezondheidszorg gratis was en voor iedereen toegankelijk. Goed onderwijs voor iedereen, en dus niet alleen de elite, zou een beter en menswaardiger leven mogelijk maken en tegelijkertijd de economische groei aanwakkeren.
Keynes was het ook niet met de klassieke economen eens dat mensen rationele wezens zijn die de hele dag uit zijn op winstmaximalisatie. Hij stelde vast dat mensen vaak geen idee hebben wat de toekomst zal brengen en daardoor überhaupt geen rationele beslissingen kunnen nemen. Bestudering van de economie in het interbellum sterkte hem in deze opvatting.
Investeerders werden overvallen door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog. Handelspartners werden opeens vijanden. De globalisering werd ingeperkt net zoals dat nu door het coronavirus gebeurt. Bedrijven wisten niet wie de oorlog zou winnen en net als vandaag de dag wisten zij niet welke aanbodketens en handelsstromen zouden overleven.
In het interbellum nam de onzekerheid toe. Bedrijven wisten niet waar zij zich op moesten voorbereiden. Zij konden het onverwachte natuurlijk niet zien aankomen. In de jaren twintig bleef de werkloosheid in het Verenigd Koninkrijk hoog en na de krach van 1929 werd het allemaal nog erger. Klassieke economen konden dit fenomeen niet verklaren want volgens hun model zouden markten in staat moeten zijn om een nieuw evenwicht te bereiken waarbij uiteindelijk iedereen werk zou hebben. In de vroege jaren dertig waren er inmiddels 3 miljoen Britten werkloos.
Keynes kwam tot de conclusie dat financiële markten helemaal niet geschikt waren om met onzekerheid om te gaan. Plotselinge gebeurtenissen als een oorlog of een pandemie maakten het eenvoudigweg onmogelijk om nog te kunnen voorspellen waar winsten konden worden behaald. Op de markt werd maar wat gegokt en al die slecht geïnformeerde beslissingen maakte de economische chaos alleen maar groter.
Deze observatie bracht Keynes tot het inzicht dat alleen politiek leiderschap een einde zou kunnen maken aan een crisis veroorzaakt door oorlog of zoals nu een pandemie. De oplossing was niet alleen het verlagen van belastingen en het verhogen van de koopkrachtige vraag maar vooral het overtuigen van het publiek dat alles weer goed zou komen. Markten kunnen niet functioneren als politici niet met verstandige maatregelen het vertrouwen herstellen.
Voordat de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt kwam met zijn New Deal dacht Keynes al aan een soortgelijk plan. Bedrijven kregen steun waardoor investeerders weer wat lucht kregen. Ook de man in de straat ontving steun en kon deelnemen aan de grootschalige publieke werken. Intussen werkte hij gestaag aan een plan voor een National Health Service. Als mensen geen zorgen meer hoefden te hebben over de vraag of zij hun dokterskosten zouden kunnen betalen zou de crisis immers korter duren.
Hij stelde ook vast dat het bedrijfsleven sommige cruciale investeringen eenvoudigweg niet aandurfde. Hij vond dat de overheid dan maar moest inspringen. In 1929 tijdens het hoogtepunt van de crisis hield hij een pleidooi voor de aanleg van wegen en parken, de elektrificatie van het platteland en sociale woningbouw. De schuld liep dan weliswaar op maar het herstel van vertrouwen zou de economie weer doen groeien waardoor uiteindelijk de schuld weer zou kunnen worden ingelost.
Het interessant is dat dit Keynesiaanse recept uiteindelijk ook door conservatieven werd omarmd. Richard Nixon, Ronald Reagan, George W. Bush en zelfs Donald Trump waren bereid om hoge begrotingstekorten ten gunste van groei te omarmen. En zij deden het zonder dat er sprake was van een vertrouwenscrisis of een grote langdurige financiële crisis.
In de jaren zeventig kwam het gedachtegoed van Keynes zwaar onder vuur te liggen. Het fenomeen stagflatie stelde economen voor een raadsel. Hoe kon het dat inflatie en lage groei samen konden gaan? De lessen die uit deze crisis werd getrokken waren deregulering, privatisering en bezuinigingen op de publieke uitgaven. In veel landen nam daardoor de ongelijkheid toe en de kwaliteit van de publieke sector af.
Tijdens de eurocrisis werden eigenlijk dezelfde recepten toegepast. Het gevolg was dat Zuidelijke lidstaten drastisch moesten bezuinigen en hervormen. Dit ging ten koste van de investeringen waardoor de crisis grote sociale gevolgen had.
Door de pandemie lijkt de pendule weer in de andere richting te gaan. Tegenwoordig wordt in de geest van Keynes staatsinterventie meer gewaardeerd en het marktmechanisme kritischer bejegend. Het coronafonds past in die ontwikkeling.
Met het geld van het EU-coronafonds wordt er nu een glasvezelnet in Italië aangelegd. Elke Italiaan weet dat snel internet hun economie eindelijk weer zal doen groeien. Premier Mario Draghi is ook van plan om de ontstellende bureaucratie en corruptie aan te pakken. Het gevolg zal zijn dat het vertrouwen terugkomt waardoor Italianen meer zullen gaan kopen en investeren. Het gevolg is ook dat Italianen meer zullen importeren vanuit de overige EU-lidstaten waardoor zij er ook wel bij zullen varen. Dit inzicht bracht Merkel en Macron vorig jaar tot hun gezamenlijke plan om een Coronafonds in te stellen.
Onze eigen premier Mark Rutte en minister van financiën Wopke Hoekstra hebben er alles aan gedaan om de totstandkoming van het Coronafonds te saboteren. Zij beseften niet dat het welzijn van ons land in hoge mate afhangt van het welzijn van de Zuidelijke lidstaten. Net zoals de Franse regering in 1919 dacht dat een verarmd Duitsland als gevolg van hoge herstelbetalingen de Franse welvaart niet zou raken. Dat bleek een misrekening.
Het coronafonds is een erkenning van de wederzijdse afhankelijkheid van de economieën van de EU-lidstaten. Alleen gezamenlijk kunnen we het vertrouwen gedurende en na een pandemie herstellen. Keynes zou goedkeurend hebben geknikt. Hij leerde ons immers dat vertrouwen uiteindelijk doorslaggevend is.