Interview in VK 17 maart 2012

Volgens u komt ontwikkelingshulp voort uit een slecht geweten. Wij zijn rijk, zij zijn arm. Wat zegt uw eigen geweten over vermindering of afschaffing van hulp?
Het is heel simpel. Laten we de hulp doen die effectief is en de rest afschaffen. Een willekeurig Afrikaans land krijgt jaarlijks gemiddeld 400 missies op bezoek. Allemaal blanke mannen die allemaal verschillende voorwaarden stellen. Dan komt een regering niet aan regeren toe. Als je maar voortdurend hulp aanbiedt doodt je als het ware het initiatief van zo’n regering.

Wie zegt dat de hulp omlaag moet krijgt vaak te horen: je laat de armen barsten.

Maar welke moraal dwingt ons om landen hulpverslaafd en corrupt te maken? En de democratie te ondermijnen, doordat machthebbers geen verantwoording hoeven af te leggen tegenover hun bevolking? Ik ben net als links heel erg begaan met mensen die het slecht getroffen hebben omdat ze toevallig in Afrika geboren zijn. Maar die zijn alleen gebaat met effectieve hulp.

Zomaar een tweet van u. ‘’Redt Afrika, verminder de hulp’’. Nogal kort door de bocht.

Ik kan bewijzen dat minder hulp uiteindelijk meer hulp is. Geen grote sommen geld meer overmaken, maar leningen verstrekken. Een deel van het geld komt dan terug en kan opnieuw ingezet worden. Daarmee maak je de slag van hulp naar investeren. Een land is nog nooit rijk geworden van hulp, wel van investeringen.

Steeds meer Afrikaanse landen kennen nu economische groei. Dat toont toch het succes aan van decennia hulpverlening?

Economen strijden daar al jaren over. Ze komen er niet uit, de effecten van hulp zijn heel moeilijk te meten. Een ding is zeker: de huidige groei heeft veel meer te maken met beter bestuur en de huidige grondstoffenbonanza dan met hulp. Door de economische crisis in het Westen verminderen de hulpstromen; desondanks gaat de groei door. Hulp heeft vaak ook een negatieve invloed. De Europese Unie, de grootste donor ter wereld, houdt dubieuze regimes in het zadel die helemaal geen groeipolitiek voeren. De Wereldbank, waarin Nederland een belangrijke rol speelt, gaat er ook maar mee door.

Uw partij wil de hulp halveren van ruim vier naar twee miljard. Dat kan helemaal niet. Drie miljard ligt vast in nationale en internationale afspraken.

Het is zeker zo dat het overgrote deel van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking bestaat uit juridische verplichtingen. Daar is moeilijk iets aan te veranderen. Maar toch zijn er dingen die je kunt doen. Maak particuliere organisaties minder afhankelijk van subsidies, laten ze geld uit de markt halen. Het Lilianefonds behaalt op die manier al 90 procent van de inkomsten. Dan moet honderd procent ook lukken.
Ook de steun aan internationale instellingen die niet goed functioneren kan omlaag. Zo ook het aantal zogeheten partnerlanden van Nederland. Staatssecretaris Ben Knapen heeft al flink geschrapt in de landenlijst. Van de vijftien landen die overblijven, mogen er van mij nog wel een stuk of vijf af. Mozambique, met een vrij hopeloze regering. Benin, dat ik goed ken, kunnen we via hulporganisaties bereiken. Mali is twijfelgeval.

Volgens u is hulp passé. Maar Nederlanders doneren veel. Het glazen huis met dj’s is een tophit.

Nederlanders zijn heel genereus. Ze ondernemen zelf ook steeds vaker activiteiten in ontwikkelingslanden. Maar als je vraagt waarop bezuinigd moeten worden, staat de hulp bovenaan. Omdat de burgers –terecht – geen vertrouwen hebben in de miljardenstromen richting regeringen die niet deugen.

Prinses Maxima loopt zich het vuur uit de sloffen voor microkredieten aan armen. Volgens u verdwijnt het geld in een bruidsschat of een begrafenis van familieleden.

De prinses is de eerste om te beseffen dat microkredieten hun beperkingen hebben. Je moet voorkomen dat het geld in consumptieve uitgaven gaat zitten. De bank die het geld leent moet daarop toezien. ‘U heeft een naaiatelier, u wilt dat uitbreiden, prima voor de werkgelegenheid.’ Door het geld in tranches te verstrekken kun je controle uitoefenen. Als je niet kunt bewijzen dat het geld geïnvesteerd is, heb je een probleem. Bonnetjes bewaren dus!

Vermindering van de hulp schaadt het imago van het solidaire, betrokken Nederland. Is een paar miljard aan bezuinigingen die reputatieschade waard?

Laten we ons aan de feiten houden. Nederland besteedt nu 0,7 procent van het nationale inkomen aan ontwikkelingshulp. We staan daarmee in de top vijf. Met pakweg een miljard minder staan we nog steeds boven landen als Frankrijk, Duitsland, Spanje – noem maar op. Er wordt wel gezegd: als Nederland minder uitgeeft, is dat een vrijbrief voor andere landen om het oude streefcijfers van 0,7 procent niet te halen. Maar die landen halen het al veertig jaar niet. Duitsland, een heel keurig land, heeft beloofd het percentage te verhogen, maar dat is in 2011 niet gelukt. Het zit op 0,4 procent. Is mevrouw Merkel daarom een slecht mens? Het verhaal klopt dus niet dat Nederland straks in de beklaagdenbank komt te zitten. Sterker nog, we blijven een goudgerand land.

De rechts-liberale regering in Londen verhoogt juist de uitgaven naar 0,7 procent. Zijn ze daar gek geworden?
De regering-Cameron legt het percentage in de wet vast, dan móet je het wel halen. Maar het zal een helse klus worden. Ze zitten nog steeds op 0,56 %. Binnen het Britse conservatisme bestaat van oudsher veel aandacht voor charitas. Dat is prima. Maar Groot-Brittannië zit sterk op de lijn van steun aan regeringen. Dat is niet de goede aanpak.
In 1970 werd de 0,7 % doelstelling bedacht omdat toen de besparingen in Afrika laag waren waardoor er onvoldoende geïnvesteerd kon worden. Nu zijn de besparingen veel hoger zodat de redenering van 1970 niet meer opgaat.

3 thoughts on “Interview in VK 17 maart 2012

  1. Steekhoudende standpunten.
    Kan ik grotendeels in meegaan.
    Wanneer NL minder geeft dat andere landen dat ook gaan doen is aan die andere landen.

  2. Bijna 10 jaar geleden ben ik uit Nederland vertrokken om voor de VN in verschillende landen te gaan werken. Op did moment werk ik in Haiti. Vanaf de zijlijn volg ik het debat over ontwikkelingssamenwerking in Nederland dat van tijd tot tijd de kop op steekt. Of ik nu artikelen van 10 – 5 jaar geleden lees of van vandaag, ik heb niet het idee dat het debat qua inhoud vooruit is gegaan. Het blijft bij dezelfde conclusies: teveel hulp; hulp werkt niet; trade instead of aid; resultaten blijven uit; etc etc. Het zijn sound-bites die het politiek misschien goed doen, maar vaak erg weinig om het lijf hebben. Ik vraag me altijd af in hoeverre deze argumenten gebaseerd zijn op theorie of gebaseerd zijn op directe ervaring in Afrikaanse of Aziatische landen. Tijden zijn al lang veranderd. Nederland, samen met andere traditionele donoren, is niet meer een van de belangrijkste actoren. Steeds meer landen in Afrika of Azie bedanken voor hulp – ze willen en hoeven niet ‘geholpen’ te worden. Een dollar geinvesteerd door China en Brazilie gaat een stuk verder dan een dollar verleend in hulp door Nederland of Noorwegen. De werkelijkheid in Afrikaanse landen heeft het denken in Nederland al vaak ingehaald – of we het leuk vinden of niet. Dus laten we het debat naar een volgend niveau tillen en een eerlijke en sobere reflectie aangaan wat Nederland kan doen in het kader van internationale samenwerking. In plaats van International Samenwerking als een geldverslindende sector te zien, hoe kan Nederland zich weer relevant maken? Laten we vernieuwend denken en niet de oude argumenten blijven herhalen.

  3. Het enige steekhoudende argument tegen ontwikkelingshulp is dat nog een zeer groot aantal Nederlanders in armoede leeft. Pas als geen enkele Nederlander zich nog arm hoeft te noemen, pas dan ontstaat uit de nood van anderen het morele recht tot het bieden van financiele hulp over de grens heen.

Leave a Reply