Waar komt Baudet’s fascinatie voor antisemitisme vandaan? Gaat het hier om ‘épater le bourgeois’ (het choqueren van de burgerij) of is hij daadwerkelijk in de ban van anti-semitisme?
Dat laatste kan ik mij nog steeds niet zo goed voorstellen. Antisemitisme is een afschuwwekkend fenomeen waar eigenlijk nooit een sluitende verklaring voor antisemitisme is gevonden. Natuurlijk, er zijn allemaal deelverklaringen. Jodenhaat is van alle tijden. Zo namen de kerkvaders joden kwalijk dat zij Christus hebben vermoord. Dit gold zowel voor de katholieken als de protestanten. In de Middeleeuwen ging de jodenvervolging gelijk op met de heksenvervolging. Mensen die openlijk joods waren golden als gevaarlijk en zij die zich onder dwang lieten bekeren nog gevaarlijker omdat zij erop uit waren om ons kapot te maken. Dit element speelt nog steeds in de hedendaagse complottheorieën een rol. Nee, Hitler hoefde echt niet in zijn eentje antisemitisme uit te vinden.
Zou Baudet echt in deze beerput gevallen zijn? In ieder geval is het duidelijk dat hij belangstelling heeft voor de begin twintigste-eeuwse racistische en nationalistische literatuur. Hij vertelde aan een historicus (die daarna de vriendschap met hem verbrak) dat die boeken hem hadden doen inzien dat de Joden toentertijd echt een probleem vormden omdat ze de eenheid van de natie verzwakten. Hij verdiept zich eveneens in alt-right. Deze Amerikaanse beweging heeft een vaak ambivalente en vijandige houding tegenover Joden. Het zit heel diep, maar kan samengaan met steunverklaringen voor Israël en de Joden. Tenslotte is er de Franse lijn. De Franse etnonationalisten die Baudet leest en waardeert zijn antisemitisch.
Die Franse lijn was me al eerder opgevallen. Op 30 maart 2017 plaatste Thierry Baudet de volgende tweet: Briljante passage over jaloezie uit die schitterende roman Gilles van Pierre Drieu la Rochelle. Wát een kunstwerk, wát een monument! Ik wist in 2017 te weinig van Drieu la Rochelle om van die tweet iets te vinden. Afgelopen week verdiepte ik mij echter in Drieu en zijn roman Gilles en opeens begonnen een paar puzzelstukjes in elkaar te vallen.
Baudet noemt zichzelf een romantisch nationalist. In zijn proefschrift propageert hij nog een open nationalisme waar iedereen deel van kon uitmaken. Eind 2015 kiest hij echter voor een gesloten variant in een artikel in het Franse weekblad Valeurs Actuelles waarin ook de roman Gilles van Drieu de la Rochelle ter sprake komt. Aanleiding van dit stuk zijn de aanslagen in Parijs van 13 november in datzelfde jaar ondermeer in concertzaal Bataclan. Baudet maakt in het stuk een vergelijking tussen de jihadisten en Gilles de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Pierre Drieu de la Rochelle uit 1939. Beide verafschuwen het decadente en materialistische burgerbestaan en zoeken een diepere zin in het leven. Zowel Gilles als de jihadisten zien het leven als strijd. Baudet hantert daarbij de metafoor van het menselijk lichaam dat elke dag strijdt tegen bacteriën. Dat is een metafoor die ook in het werk van Drieu voorkomt. Beide verbinden het met immigratie.
De hoofdpersoon Gilles Gambier in de roman van Drieu is in hoge mate autobiografisch. Gilles heeft net als Drieu in de loopgraven van WO I gevochten en daar kennis gemaakt met heroïek. Drieu raakte zelf drie keer gewond. Na de oorlog trouwt Gilles met een rijke Joodse vrouw, flirt met het surrealisme en komt tot een synthese van christendom en fascisme en gaat in de Spaanse burgeroorlog vechten aan de kant van de nationalisten. Drieu zelf flirte ook met het surrealisme en bekeerde zich tijdens het interbellum eveneens tot het fascisme.
Er bestaan een aantal overeenkomsten tussen Drieu en Baudet die misschien toevallig zijn en niets verklaren maar ik noem ze hier toch. In de eerste plaats, beide hebben in hun kindertijd ouders gehad die het niet goed met elkaar kunnen vinden. Beide hebben problemen om duurzame relaties aan te gaan. Baudet zegt daar zelf over dat dit alleen maar goed gaat als hij de baas kan spelen.
Ten tweede, beide hebben afkeer van empirisch onderzoek. Drieu was hoogbegaafd maar slaagde er door zijn koppigheid niet in om zijn studie af te ronden. Baudet, eveneens niet onbegaafd, slaagde er wel in om te doctoreren op een curieus en voor een deel feitenvrij proefschrift maar bemachtigde daarna een prachtige positie als postdoc bij Paul Scheffer. Baudet geeft er al na een jaar de brui aan omdat hij ‘niet geïnteresseerd was in empirisch onderzoek’. Vervolgens probeerde hij net als Drieu van zijn boeken en artikelen te leven.
Een derde overeenkomst is de nadruk op het individuele. Beide hebben een grote afkeer van de massa en willen zich onderscheiden met hun goede smaak. Het verklaart de nadruk op esthetiek. Drieu klaagde in het interbellum dat er al in honderd jaar geen fatsoenlijk gebouw meer was neergezet. Ook Baudet verliest zich vaak in tirades tegen moderne architectuur.
Een vierde overeenkomst is de kritische houding ten aanzien van massamigratie. Drieu spreekt zich uit tegen vreemdelingen en joden die de Franse ziel doen verwateren. Zijn roman personage Gilles ziet zichzelf voor de keuze gesteld: ‘leven met een valse vrede of ten strijde trekken’. Uiteindelijk kiest hij voor het laatste en gaat hij Franco helpen in de Spaanse burgeroorlog. Baudet vreest dat migratie en islamisering de Nederlandse identiteit bedreigen en zegt dat er ‘radicale actie is geboden’.
Een vijfde overeenkomst is dat beide op een ambivalente wijze het platteland en de natuur vereren. Drieu trekt naar Parijs en slaat daar met ontzetting de zedenverwildering gaande terwijl hij tegelijkertijd ook geniet van de geneugten van de stad. Baudet schrijft romantische columns in NRC-Handelsblad over de schoonheid van de jacht terwijl hij eveneens deelneemt aan het stadsvertier.
Een zesde overeenkomst is de Don Juan rol gecombineerd met een neiging tot misogynie. Baudet meent dat je vrouwen het beste kan vernederen als je ze wil veroveren. Drieu was eenvoudigweg niet in staat om duurzame relaties met vrouwen aan te gaan. De Joodse vrouw die hij trouwde verweet hij te veel in haar hoofd te leven. Drieu was fel gekant tegen het rationalisme dat hij vooral joden voor de voeten wierp. Hij koos voor het irrationele, de kurk waar het fascisme op drijft.
Er zijn echter ook interessante verschillen tussen Drieu en Baudet. Anders dan Baudet heeft Drieu een grote fascinatie voor keihard realisme. Hij verheerlijkt zelfs geweld. Juist tijdens een oorlog komt het beste in mannen naar boven. Je kunt van Baudet veel beweren maar niet dat hij geweld verheerlijkt. Hij heeft zich zelfs uitgesproken tegen de Amerikaanse interventies in het Midden Oosten. Het oorlogsgeweld van Poetin ziet hij echter door de vingers.
Ook op nog een ander punt verschillen Drieu en Baudet van elkaar en dat is de Europese samenwerking. In 1928 publiceert Drieu een boek met de titel Genève ou Moscou. In dat boek toont hij zich teleurgesteld in de materialistische liberale democratie die geen burger zingeving kan verschaffen. Hij spreekt zich uit voor een verenigd Europa dat alleen in de fascistische variant tegenwicht kan bieden aan Rusland en de VS. Daar komt natuurlijk niets van terecht. Vervolgens schrijft Drieu dat alleen een fascistisch Frankrijk tegenwicht kan bieden aan het Nazistische Duitsland. Als dat ook allemaal niet lukt gaat hij met de Nazi’s samenwerken in Vichy-Frankrijk.
Interessant is dat Baudet in zijn proefschrift de these van John Laughland overneemt dat de conceptie van een Verenigd Europa fascistische wortels heeft. Het is waar dat sommige fascisten mijmerden over een verenigd Europa. Hij is echter nogal zwijgzaam over de talrijke niet fascistische denkers die door de boulevard of broken dreams van het interbellum Europese samenwerking begonnen te propageren.
Hier scheiden dus de wegen van Drieu en Baudet. Drieu geloofde dat in de aanstormende bipolaire wereld Europa zijn krachten moest bundelen. Baudet wijst Europese eenwording af omdat hij overtuigd is dat alleen op het niveau van de natiestaat democratie kan floreren. Om het Europese project te desavoueren benadrukt hij, nogmaals onterecht, de vermeende fascistische wortels en voert daarbij notabene zijn lievelingsschrijver Drieu op als bewijs. Uiteindelijk is Baudet’s belangstelling en bewondering voor Drieu dus instrumenteel. Hij is een politicus en geen wetenschapper.
Historici worstelen nog steeds met het veelkoppige en complexe fenomeen van antisemitisme. Het is letterlijk te afschuwelijk voor woorden. Baudet’s geflirt met antisemitisme is en blijft onbegrijpelijk. Als het hem alleen om de provocatie is te doen is hij eindeloos veel decadenter dan de tijdgeest waar tegen hij zich verzet.
In het besef dat hij op het verkeerde paard had gegokt pleegde Drieu op 12 maart 1945 zelfmoord. Ik hoop dat Baudet een beter lot is beschoren.