Het zou zomaar kunnen dat Donald Trump in 2024 weer president van de Verenigde Staten wordt. Republikeinen doen er immers alles aan om het lastiger te maken voor minderheden om te stemmen. Zij hebben het bovendien in veel staten voor elkaar gekregen dat het deelstaatparlement uiteindelijk beslist over de geldigheid van een betwiste verkiezingsuitslag. Dat betekent dat een verkiezingsoverwinning kan worden geclaimd terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Dat is nogal wat. Als dit scenario zich inderdaad ontvouwt, stelt de Amerikaanse schrijver Robert Kagan in de Washington Post van 23 september 2021, wordt de Amerikaanse democratie in november 2024 de nek omgedraaid. Die ontwikkeling zal gevolgen hebben voor de veerkracht van democratieën elders in de wereld.
Ik denk niet dat de Trump adepten in ons eigen land nog steeds zo enthousiast zijn als zij zich werkelijk zouden verdiepen in de Republikeinse ondermijning van de Amerikaanse democratie. Volgens Kagan bevindt de VS zich in de grootste constitutionele crisis sinds de Burgeroorlog. Het ziet ernaar uit erop dat Trump in 2024 weer de Republikeinse kandidaat zijn. Gezondheidsredenen zouden hem natuurlijk parten kunnen spelen maar zijn voorsprong in de peilingen en zijn gigantische electorale oorlogskas imponeren. Iedereen die hoopte dat het fenomeen Trump eenvoudigweg zou verdwijnen komt bedrogen uit.
In de tweede plaats doen Trump en zijn Republikeinse handlangers er werkelijk alles aan om de volgende keer wel te winnen. Zij laten daarbij geen enkel middel onbenut. Minderheden wordt het lastiger gemaakt om hun stem uit te brengen. Bovendien hebben zij het in maar liefst 16 staten voor elkaar gekregen dat electorale certificering niet meer bij de gouverneur ligt maar bij het parlement van de deelstaat. Dat betekent dus dat als Trump een uitslag betwist een deelstaatparlement daarin mee kan gaan en de overwinning aan de Republikeinen kan schenken. Republikeinen zouden daarmee ‘one man one vote’ ondermijnen en electorale overwinningen kunnen fabriceren. Dan blijft er van het Amerikaanse democratische baken in de wereld weinig over.
Stel nu eens dat dit scenario zich werkelijk ontvouwt. Wat betekent dit voor Europa en de wereld? Voor Europa betekent het dat Orban in Hongarije en Kascynski in Polen nog makkelijker met hun rechtstatelijke dwalingen zullen wegkomen. Zij zullen immers zeggen dat Trump hen de weg wijst. Europese politici die vallen voor de autocratische verleiding zullen zich minder hoeven in te houden.
Ook buiten Europa zal dit enorme gevolgen hebben. China zal Taiwan onder nog grotere druk zetten. Putin zal zijn controle op politieke partijen intensiveren. Ook Erdogan zal er wel bij varen. Bolsonaro, die snel electoraal terrein verliest, zal door Trump worden gesterkt in zijn pogingen om ‘one man one vote’ te ondermijnen.
Wat zou het voor de democratie in Nederland betekenen? Wij kunnen enige hoop putten uit het feit dat wij geen meerderheidsstelsel hebben in ons land stelde de Nederlandse politicoloog Tom van der Meer in zijn Thorbecke lezing in 2018. Landen waar de democratische rechtsstaat in grote problemen gekomen zijn niet voor niets stuk voor stuk meerderheidsstelsels. In dit stelsel wordt de macht niet gespreid maar juist gebundeld in enkele partijen of zelfs in één enkele. In dergelijke landen verkrijgt een minderheid door het politieke systeem alle macht. In Hongarije krijgt de partij Fidesz met 44 % van de stemmen meer dan tweederde van de zetels in het parlement. Erdogan had daarvoor in 2002 slechts 34 % van de stemmen nodig dankzij een kiesdrempel van maar liefst 10 %. In Polen haalde de PiS met 37 % van de stemmen een absolute meerderheid. In de VS telde de Republikeinse meerderheid in de senaat minder stemmen dan die van de Democraten.
Meerderheidsstelsels zijn problematisch vanuit democratisch oogpunt. Het meerderheidsprincipe ontneemt kiezers de mogelijkheid om te stemmen op een nieuwkomer met een redelijke kans om verkozen te worden. Kiezers in dergelijke landen zullen eerder thuisblijven of strategisch gaan stemmen.
Het wordt helemaal problematisch als er sprake is van corruptieschandalen zoals in Hongarije in 2006 of Brazilië in de laatste jaren. Kiezers worden dan immers gedwongen te kiezen voor een iets minder onredelijke alternatief in een al karig aanbod.
Het is een wetmatigheid. Als er geen geloofwaardige oppositie binnen het systeem is, zal die oppositie van buiten het systeem komen. Dat maakt de meerderheidsdemocratie erg broos. Meerderheidsdemocratieen zijn immers slecht in het absorberen en inkapselen van nieuwkomers. Landen met evenredige stelsels, zoals Scandinavische landen, Nederland en Zwitserland, slagen er juist heel goed in om nieuwkomers op te nemen. Denk maar aan de Nederlandse LPF in 2002 en de Deens Volkspartij in 1998. Dit stelsel biedt de kiezer immers wel alternatieven binnen het systeem. Het vertrouwen in de politiek in evenredige stelsels is dan ook veel hoger dan in meerderheidsstelsels. Het wantrouwen wordt immers parlementair gekanaliseerd.
In meerderheidsstelsels schuilt bovendien het risico van machtsmisbruik door politieke elites. Waarom zou de meerderheid zich immers de les laten lezen door oppositie, grondwet, rechters of media? De verleiding om de democratische spelregels in het eigen voordeel te wijzigen is niet gemakkelijk te weerstaan. Men kan de eigen positie immers structureel versterken via kieswetten, parlementaire procedures of door rechters en media te knevelen.
Om al deze redenen, stelt Tom van der Meer in zijn Thorbecke lezing, is ons eigen flexibele en open evenredige kiesstelsel toch veel beter. Nieuwe stromingen dringen snel door in het parlement en in het veelstromenland krijgt niet snel een partij de absolute meerderheid. In ons land is dat immers nog nooit gebeurd.
Men zou dus kunnen betogen op basis van de inzichten van Tom van der Meer dat ons land met zijn open stelsel dus minder last zou hebben van de afschaffing van de Amerikaanse democratie. Misschien is dat ook wel zo. Tom van der Meer laat echter ook de schaduwzijden van ons systeem zien. De kans dat hier te lande de rechtsstaat ten onder zal gaan als gevolg van te uitbundige politieke polarisatie acht hij niet zo groot. Het gevaar bij ons zit volgens hem, interessant genoeg, in het polderen. Max Weber stelde terecht dat het compromis de essentie is van de politiek. Als die niet meer gesloten kunnen worden dreigt immers de burgeroorlog. Van der Meer betoogt echter dat datzelfde polderen zich echter ook tegen ons keren.
Wanneer de noodzaak tot compromis afglijdt tot bloedeloos compromisme gaat er iets vreselijk mis. In een dergelijke situatie gaan Kamerleden van coalitiepartijen zich vastklampen aan een gedetailleerd regeerakkoord waardoor de onderlinge waardenstrijd tussen coalitie partijen alleen nog achter de schermen wordt gevoerd. Het gevolg is dat centrum politici door al die fractiediscipline en de terreur van het regeerakkoord niet meer met ideologische strijd hun kiezers aan zich kunnen binden. Met als gevolg dat al die politieke partijen in het midden steeds meer op elkaar gaan lijken. En dat heeft weer tot gevolg dat het midden krimpt en de flanken opzwellen. Regeren wordt dus steeds lastiger.
Dit beeld van een polderend en ideologisch amorf midden dat steeds verder afbrokkelt is geen aangenaam vooruitzicht. Onze evenredige vertegenwoordiging mag misschien aan de ene kant de autocratische verleiding hebben getemperd maar aan de andere kant het midden doen slinken. Er is dus reden genoeg om te onderzoeken hoe wij het midden weer zouden kunnen revitaliseren.
Tom van der Meer doet een paar aanbevelingen in zijn Thorbecke lezing. Hij raadt beknopte regeerakkoorden aan die het debat in de Tweede Kamer niet smoren. Hij acht het ook belangrijk dat politici hun smetvrees voor minderheidskabinetten verliezen. Dit type kabinet zou immers een betekenisvol ideologisch debat in het midden kunnen aanjagen. Hij noemt ook volksraadplegingen. Die zou ik zelf graag willen beperken tot binnenlands politieke onderwerpen. Het Brexit avontuur zou ik ons land toch willen besparen.
Ik denk dat Van der Meer gelijk heeft dat veel kiezers door het schrale ideologische debat tussen coalitiegenoten van het politiek midden zijn vervreemd. De beste manier om kiezers aan je te binden is het vertellen van de grote verhalen waarin een partij de eigen waarden probeert toe te passen op de specifieke uitdagingen die zich aan ons opdringen. Kiezers zijn meer geïnteresseerd in waardenstrijd dan de redacties van onze talkshows denken. Door de ontzuiling krijgen zij sowieso debatten voorgeschoteld die al minder ideologisch van aard zijn dan vroeger. Hier wreekt zich trouwens ook dat de zogenaamde populistische partijen soms zulke absurde standpunten innemen die elke lust tot waardenstrijd in de kiem smoort. Als een politicus het bestaat om te suggereren dat iemand als Soros vanwege zijn joodse afkomst participeert in samenzweringen is dat wel een heel droevig begin van een debat
De dictatuur van het regeerakkoord heeft het waardendebat in de kiem gesmoord. De Britse premier Gladstone die in het Britse meerderheidsstelsel niet geplaagd werd door regeerakkoorden wist in de 19e eeuw arbeiders met grote verhalen twee uur te boeien terwijl de regen hen soms de hele tijd geselde. Kom daar eens in deze tijd om. In de Tweede Kamer vindt nauwelijks nog ideologische strijd plaats. In talkshows wordt de terreur van het regeerakkoord als een gegeven beschouwd waardoor ideologische debatten zelden een kans krijgen. Zonder ideologische strijd krijgt echter geen politicus kleur op de wangen. En dan te bedenken dat het zo goed anders zou kunnen. Afspraken slechts op hoofdlijnen, vervolgens een open waarden gedreven debat en tenslotte de aanvaarding van het compromis.
Zonder compromis mag er geen politiek zijn, het bloedeloze compromisme is de doofpot. Het besef dat ons compromisme zou kunnen uitmonden in autocratie zou de ideologische strijd in onze democratie kunnen revitaliseren. Voor een sterke democratie heeft men echter niet alleen sterke instituties nodig maar ook overtuigende en geloofwaardige leiders. Wat het laatste betreft lijkt schraalhans keukenmeester.