Volgende week debatteert de Tweede Kamer over een Nederlandse bijdrage aan de VN missie Minusma in Mali. De regering is van plan een C-130 transportvliegtuig inclusief bemanning en ondersteunend personeel ter beschikking te stellen. Het is een uitgelezen moment om lessen te trekken uit de fouten die in Afghanistan gemaakt zijn en ons af te vragen of we die kunnen vermijden in Mali.
In Afghanistan zijn er veel illusies in rook opgegaan. Militaire analisten hebben er vanaf het begin op gewezen dat een succesvolle interventie vereist dat het gebied goed kan worden afgesloten, zoals de Britten in Maleisië in de jaren vijftig hebben gedaan. Dat is in Afghanistan niet het geval. Open terrein en bergen wisselen elkaar af. Een nachtmerrie voor elke commandant.
Minstens zo zorgwekkend is het feit dat de buurstaten het niet met elkaar kunnen vinden en voortdurend hun invloed in Afghanistan aanwenden. Nog een nachtmerrie. Het gevolg is dat China, India en zijn erfvijand Pakistan, Iran en Rusland elk hun eigen agenda hebben. In Afghanistan stond ook dit signaal op rood.
Voorts is er het probleem dat dit soort interventies nooit met een exclusieve militaire aanpak kunnen slagen. De ISAF-missie van de NAVO heeft dan ook vanaf het begin geprobeerd om veiligheid, diplomatie en ontwikkeling te combineren. Dat was verstandig omdat de lokale bevolking zijn steun geeft aan de groepering die de meeste bescherming en verzorging biedt. Als dat de taliban is, hebben de Westerse interveniërende machten het nakijken. ISAF, waar ook Nederland deel van uitmaakte, heeft dat serieus geprobeerd maar stuitte op drie grote problemen. In de eerste plaats hadden de Amerikanen een aparte missie met de klinkende naam Enduring Freedom die koos voor een offensievere aanpak en mandaat dan ISAF. Als gevolg van die aanpak vielen er soms ook slachtoffers onder onschuldige burgers waardoor de lokale bevolking soms kozen voor de bescherming van de taliban. Dat proces had ook negatieve gevolgen voor de Nederlandse troepen in ISAF.
Het tweede probleem was dat veiligheid, diplomatie en ontwikkeling inderdaad hand in hand gaan maar dat dit wel vereist dat de troepen langdurig moeten blijven. In westerse democratieën is dat altijd erg lastig. Interventies zijn buitengewoon kostbaar en geen enkel parlement is bereid om zich langdurig te committeren. In de politiek is een week al veel laat staan een afspraak om in Afghanistan een generatie te blijven.
Laten we nu deze lessen eens toepassen op de situatie in Mali. Er zijn natuurlijk grote verschillen. ISAF was een NAVO-missie. In het geval van MINUSMA is de VN de baas. Er zijn echter ook overeenkomsten. Beide missies bezitten een VN-mandaat. Net als de Amerikanen in Afghanistan, spelen de Fransen in Mali ook een eigenstandige rol. De Fransen proberen jihadistische groeperingen in de Sahel-regio te bestrijden met militaire middelen. Zij zijn ontevreden over de resultaten en proberen voortdurend andere EU-lidstaten te overreden om een bijdrage te leveren. Nederland, Portugal, Denemarken en Nederland zijn bereid geweest om steun te verlenen. Duitsland is sceptisch. De Fransen krijgen wel steun van de VS in de vorm van belangrijke informatie over de jihadistische groeperingen via het Amerikaanse omvangrijke satellieten netwerk.
Interessant genoeg hebben de Fransen betrekkelijk recent hun militaire bases in het Noorden van Mali verlaten en overgedragen aan MINUSMA. President Macron is ontevreden over het uitblijven van resultaten in Mali en wijt dit vooral aan het fragiele en corrupte bestuur in Mali. Er zijn in de afgelopen negen maanden maar liefst twee coups in Mali geweest. Voorts hebben de jihadistische clubs het ook onderling aan de stok en de bevolking betaalt daar een hoge prijs voor.
Het grensgebied tussen Mali, Burkina Faso en Niger is een grote brandhaard waar de twee terroristische groeperingen JNIM (Jama’s Nusrat al-Islam wal Muslimin) en ISGS (Islamic State in the Greater Sahara) elkaars krachten meten. Zij vallen niet alleen elkaar aan maar ook nationale en internationale troepen en schrikken niet terug voor grootschalig geweld tegen de burgerbevolking. In Centraal-Mali wint met name JNIM aan invloed en hoopt die naar het Westen en het Zuiden uit te breiden.
De transitieregering in Mali wordt geleid door tweevoudig couppleger en thans interim-president Goïta. Hij mist de militaire capaciteit om de toenemende onveiligheid een halt toe te roepen en smeekt de internationale troepen van MINUSMA en die van Frankrijk te blijven. Hij is zo bevreesd dat het Westen hem in de steek laat dat hij zelfs overweegt een overeenkomst te sluiten met de Wagner Group, een Russische private militaire onderneming met nauwe banden met Poetin. Zowel Nederland als de EU als de ECOWAS (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten) hebben de Malinese regering laten weten dat in het geval zij zaken gaat doen met de Wagner Group de betrekkingen met Mali worden heroverwogen.
Als we nu de situatie in Mali vergelijken met die in Afghanistan lijkt de Franse terugtrekking uit Noord-Mali te zijn ingegeven door dezelfde overwegingen die de Amerikanen ertoe hebben gebracht om zich terug te trekken uit Afghanistan. Beiden zagen in dat zij het met alleen militaire middelen niet zouden gaan redden. Om tot deze conclusie te komen hadden de Fransen zeven jaar nodig, aanzienlijk minder dan de twee decennia in het geval van de Amerikanen.
Het Westen heeft lang geloofd dat IS en Al-Qaida als bewijs kon dienen dat jihad zich uitsluitend mondiaal kan manifesteren. De recente overwinning van de Taliban in Afghanistan en de Franse ervaringen in Mali demonstreren echter dat jihadistisch conflicten nauw verweven zijn met lokale conflicten. De Westerse wereld beziet echter alles wat er in de islamitische wereld gebeurt vanuit een terroristisch perspectief. Geen wonder dat de Westerse media na de overwinning van de Taliban zich begon af te vragen of er nu ook een toename van islamistische aanslagen zouden volgen.
Het viel de Franse politicoloog Olivier Roy op dat er twee vragen niet werden gesteld. Hij schreef daarover een belangwekkend artikel in Le Monde Diplomatique van deze maand (The Two faces of Jihad, https://mondediplo.com/2021/10/02jihad). Hoe was het mogelijk dat de Taliban Kaboel innam zonder dat er ook maar een schot viel? Kennelijk was er meer steun bij de plaatselijke bevolking dan vooraf werd ingeschat. Kennelijk hebben de Taliban in het verleden ook lokale noden gelenigd en schatte de bevolking in dat het Westen niet lang meer in Afghanistan zou blijven.
Een andere vraag werd eveneens niet gesteld. Heeft de Taliban ooit buiten Afghanistan te maken gehad met terroristische aanslagen? Het is waar, de Taliban heeft Osama bin Laden een schuilplaats gegeven van 1996 tot 2001 en betaalde daar een hoge prijs voor. Zij werden immers door het Westen van de troon gestoten. De VS hebben echter de Taliban nooit verweten zelf mee te hebben gedaan aan de voorbereidingen van de aanslagen van 9/11.
Onze Westerse obsessie met terrorisme maakt het volgens Roy lastiger om het fenomeen radicalisering en de daden die daaruit voortvloeien goed te begrijpen. Wij gaan er vaak vanuit dat er een continuüm bestaat tussen religieus radicalisme, jihad en internationale aanslagen. Wij denken zelfs dat internationaal terrorisme lokale jihad heeft voortgebracht en negeren de mogelijkheid dat het ook de lokale situatie kan zijn, waar mensen immers vaak op grote schaal worden uitgebuit, die jihadisme kunnen voortbrengen. Indien men denkt dat islamisme en terrorisme bij elkaar horen begint men te begrijpen waarom het Westen koos voor de preventieve oorlog. Wij vallen hen aan voordat zij bij ons toeslaan.
Deze opvatting leidt ertoe dat het Westen zich vastbijt in territoriale oorlogen die niet veel uithalen en zelfs contraproductief zijn omdat het lokale conflicten juist internationaliseert en de band met het mondiale jihadisme juist versterkt. Dit perspectief blokkeert bovendien een politieke benadering die de terroristische impasse zou kunnen doorbreken en gewapende groeperingen weer zou kunnen betrekken bij onderhandelingen. Re-integratie is cruciaal omdat jihadistische groeperingen een sociale achterban bezitten en het vermogen om die te mobiliseren. Dat is precies ook de reden waarom militaire actie ontoereikend is om hen te verslaan.
Afghanistan en Mali bewijzen dat een benadering die zich teveel concentreert op militair optreden gewoon niet werkt. Hetzelfde geldt overigens voor het langdurig op afstand houden van radicalen in de hoop dat er een stabiele democratie met goed bestuur ontstaat. Al die pogingen zijn jammerlijk mislukt. Ze gaan voorbij aan het feit dat veel niet-Westerse maatschappijen, waaronder Afghanistan, eigen systemen kennen voor rechtspraak en goed bestuur.
Om misverstanden te voorkomen, terrorisme bestaat. Het is het enige doel van Al-Qaida en ook ISIS kiest voor een terroristische interpretatie van de jihad. Het is echter van groot belang om te beseffen dat terrorisme en jihad niet inwisselbaar zijn. Het is in de eerste plaats theologisch onjuist omdat de islamitische leer juist het gebruik van geweld reguleert. Het is ook in algemene zin onjuist omdat bijvoorbeeld de Afghaanse Mujahideen nooit internationale terroristische aanslagen in Rusland hebben gepleegd.
Al-Qaida heeft altijd beweerd dat terrorisme een reactie is op de Westerse interventies in het Midden-Oosten. Die claim is niet helemaal fout maar wel inadequaat. Het verklaart namelijk niet waarom verschillende conflicten verschillende reacties oproepen. En nu wordt het interessant.
Waarom riep bijvoorbeeld Tsjetsjenië, waar het Westen niets mee te maken had, en Bosnië-Herzegovina, waar de NAVO vocht aan de zijde van de moslims, meer solidariteitsgevoelens onder geradicaliseerde jonge Europeanen op dan de Sahel waar de Franse krijgsmacht sinds 2013 opereert? Hoe is het mogelijk dat de Franse militaire acties in de Sahel geen enkele terroristische aanslag in Frankrijk heeft opgeleverd? Frankrijk heeft immers een koloniaal verleden, Franse militairen bevechten in de frontlinie jihadistische groeperingen in de Sahel en claimen dat zij regelmatig terroristische leiders (zoals recent de ISIS leider in Groot-Sahara: Adnan Abu Walid al-Sahrawi) omleggen terwijl zij de regering in Mali op afstand houden.
Waarom kiezen zoveel tweede generatie jonge mensen met een Noord-Afrikaanse origine om te gaan vechten in Syrië en Irak maar niet in de Sahel, een gebied dat geografisch veel dichter bij het thuisland van hun ouders is? Deze vraag kan alleen beantwoord worden als er een onderscheid gemaakt wordt tussen lokale en mondiale jihad hoewel zij soms samenvallen. Lokale jihad is de wens om een islamitisch emiraat te vestigen in een bepaald territorium. Mondiale jihad wordt nagestreefd door ISIS die een Kalief heeft aangesteld die in principe de gehele umma (de gemeenschap van moslims in de wereld) wil aanvoeren. Voor ISIS is de territoriale optie belangrijker dan de mondiale jihad.
Mondiale jihad wordt ook gepropageerd door Al-Qaida maar deze organisatie heeft de territoriale optie verworpen omdat die uiteindelijk zal worden weggevaagd door Westerse troepen. Bin Laden koos om die reden om te schuilen bij Mullah Omar, de emir van de Taliban. De geschiedenis heeft Al-Qaida gelijk gegeven aangezien ISIS inderdaad te maken kreeg met Westerse interventie. Anders dan de eerdere strijd in Irak en Afghanistan wisten de Amerikanen te voorkomen dat zij klem kwamen te zitten in hun strijd met ISIS. In een Blitz Krieg werd ISIS verslagen waarna de zaak snel werd overgedragen aan de Shia milities en de Koerden.
Lokale jihad is iets anders. Deze groeperingen opereren in tribale gebieden en moeten worden gezien als een reactie op lokale spanningen zoals strijd om land en water en verzet van minderheids-clans tegen de tribale aristocratie. Zij komen ook voort uit het onvermogen van de staat om corruptie en geweld aan te pakken. De islam wordt hier ingeroepen om lokale verschillen te overbruggen maar ook om de legitimiteit van de staat en andere instituties te ondermijnen. De opkomst van jihadistische groeperingen heeft altijd te maken met lokale omstandigheden.
Lokale jihadisten moeten zich verstaan met de mondiale jihad. Zij kunnen net als de Taliban besluiten om onafhankelijk te blijven of zichzelf afficheren als een onderafdeling van de emir van Al-Qaida of de Kalief van ISIS. Die strategie heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat aansluiting bij een internationale organisatie meer legitimiteit verschaft en de mogelijkheid om buitenlandse rekruten aan te trekken. Het nadeel is natuurlijk de uitlokking van een buitenlandse interventie.
Volgens Olivier Roy lijkt het er sterk op dat lokale jihad betere vooruitzichten heeft dan de mondiale jihad. Hoewel de kans op aanslagen in het Westen hoog blijft, lijkt het internationale terrorisme op retour. Het zijn immers vooral tweede generatie moslims en bekeerlingen die aanslagen pleegden tussen 1995-2015. Na 2016 wordt hun profiel diverser, de aanslagen amateuristischer en hun motivatie vager en minder strategisch. Deze ontwikkeling suggereert dat mondiale jihad nooit diep verankerd was in de samenleving. De nieuwe terroristen misten brede netwerken in de Franse samenleving en hun zelfmoordstrategie en betere opsporingstechnieken maakten het relatief gemakkelijk om hen te traceren.
Met de lokale jihad gaat het veel beter. Zij zijn niet alleen bezig met moorden of vrees inboezemen maar kunnen wel degelijk micro-conflicten over bijv. land en water managen. Deze lokale confrontaties trekken maar weinig buitenlandse vrijwilligers aan. Zij beschikken ook niet, zoals Al-Qaida of ISIS, over een groots en meeslepend millenaristisch narratief dat jonge internationalistische radicalen zo aanspreekt.
De geschiedenis van de Taliban in Afghanistan en van Al-Qaida in Syrië (Levant Liberation Committee) bewijst dat lokale jihad last heeft van politieke beperkingen en dus bereid zijn om te onderhandelen. Nog een bewijs voor de stelling dat er geen militaire overwinningen voorhanden zijn, maar slechts politieke.
Als we deze lessen toepassen op Mali dan is het begrijpelijk dat Macron de exclusief militaire benadering lijkt los te laten. MINUSMA probeerde altijd al een rol te spelen in het Malinese vredesproces. Het mandaat van MINUSMA is vooral gericht op de ondersteuning van het realiseren van de politieke transitie en het houden van eerlijke en vrije verkiezingen. Alleen een inclusieve politieke aanpak waarin de noden van de lokale bevolkingen worden geadresseerd en iedereen aan tafel zit heeft kans van slagen. De militaire component zal vooral gebruikt moeten worden om de bevolking te beschermen tegen de strijdende partijen.
Het Nederlandse transportvliegtuig wordt vooral ingezet voor het transporteren van passagiers en vracht en het uitvoeren van aerial delivery (het droppen van personeel en vracht via parachute) operaties. Nederland brengt voor de duur van de inzet een liaisonofficier in op het missiehoofdkwartier te Bamako, die bewaakt of de inzet van het vliegtuig voldoet aan de Nederlandse voorwaarden. Het lijkt erop dat ook Nederland de lessen uit Afghanistan ter harte heeft genomen.